Niks lekkerder dan verse jonge erwtjes recht uit eigen tuin.
Puur jeugdsentiment ook, want ik herinner me nog goed hoe we die thuis in onze kindertijd mee moesten helpen peulen. We zaten dan samen onder het afdak met een vergiet op onze schoot en een emmer vol vers geplukte erwtjes naast onze stoel. Klaar om eraan te beginnen.
Nu zet ik dus zelf erwtjes in de tuin.
Vanaf begin maart kan je buiten ineens in de volle grond zaaien. Maar ik zaai ze altijd binnen voor. Vooraleer daaraan te beginnen, laat ik ze een nachtje weken in wat water. Op die manier kiemen de erwtjes sneller. Je moet dan de eerste dagen na het zaaien wel regelmatig gieten tot de plantjes boven staan. Wanneer de plantjes zo’n 15 cm groot zijn, kan je ze uitplanten in de tuin. Zet de plantjes zo’n 5 cm uit elkaar (ze mogen nogal dicht tegen elkaar staan) en laat zo’n 60 cm tussen de rijen.
Om er zeker van te zijn dat ik genoeg erwtjes te oogsten heb, zaai ik voor de zekerheid ook nog wel eens een extra rij ineens in volle grond. Nog eens goed gieten en ze kunnen starten!
Om de plantjes te beschermen tegen de vogels spannen we er een net over. Want reken maar van yes dat die ook graag erwtjes lusten. Zelfs de jonge plantjes zijn in trek.
Omdat de stengels van erwtjes nogal broos zijn, is het nodig om ze aan te aarden. Op die manier staan ze wat steviger. Ik doe dat wanneer de plantjes zo’n 15 à 20 cm groot zijn. Als ze nog groter worden, is het handig om ze te ondersteunen met een koord. Gewoon een stok in de grond steken aan het begin en het einde van een rij en er een touw tussen spannen en ze kunnen er tegen.
Vanaf het moment dat je kan oogsten, doe je dit best toch wel eens een keertje in de week. Op deze manier maakt de plant telkens nieuwe bloemen aan, zodat je weer nieuwe erwtjes krijgt. Opgelet dat je bij het oogsten de plant niet los trekt.
Eens geoogst, verwerk je de erwtjes best zo snel mogelijk of vries je ze in om ze later te gebruiken.
Aan de slag maar!